Suppoost ben ik hoor. Gewoon suppoost. Ja, mijn familie, vrienden, buren, vragen wel eens of het niet saai wordt, werken als suppoost. Na een tijd heb je alle schilderijen wel gezien, zeggen zij dan. Nou, zeg ik, er is altijd nog wat wij in het vak de ‘wisselende expositie’ noemen, de bezoekers. Daar valt heel wat te beleven. Daar hebben wij het ook met elkaar over. “Let op de bijziende vrouw in de witte bloes. Zij is af en toe wat handtastelijk.” Of : “Die verziende man met het colbertje is een beetje moe. Hij wil op alle beeld even leunen.” Verder heb je de bezoekers met zonnebril omdat zij kennelijk vinden dat de schilder niet de juiste tinten heeft gebruikt. Of de brillenbijters. Voordat je het weet willen zij wat aanwijzen en geven zij een tik tegen het kunstwerk. Het blijft oppassen geblazen.
Ook hele mooie dingen maak je mee, hoor. Als er een nieuwe expositie hangt loop je er door heen en dan heb je het daar even over. Maar dan komt de bezoekers. Je ziet hoe mensen bij een bepaald werk blijven hangen. En dan willen zij weglopen maar komen niet weg. Een stap dichter bij, dan weer iets verder vandaan. Je hebt er ook praters tussen, maar je weet dat een werk mensen wat doet als de praters gaan fluisteren en als de fluisteraars zwijgen. Mooi is als je ziet dat iemand een tweede of zelfs een derde keer bij een schilderij langs komt. Als dat gebeurt ga je zelf nog een keer kijken. Als suppoost kijk je naar kunst door de spiegel van de bezoekers.
Waarom ik suppoost geworden ben? Waarschijnlijk omdat mijn grootvader kunstschilder is geweest. Ik heb mijn grootvader niet echt gekend. Hij stierf toen ik nog heel klein was, maar er hing een schilderij van hem bij ons thuis in de kamer. Een mooi stormend herfsttafereel. Ik zag altijd van alles in de wolken en dan vroeg ik me af of hij dat erin geschilderd had of dat ik dat alleen maar in zag. Mijn vader zag het in ieder geval niet, of wilde het in ieder geval niet toegeven. Mijn vader had een beetje rancune tegen zijn vader. Dat kwam omdat hij in halve armoede heeft moeten opgroeien omdat zijn vader nauwelijks de kost kon verdienen met schilderen en schilderles geven.
“Maar waarom wilde Opa alleen maar schilderen dan,” vroeg ik. “Ja,” zei mijn vader, “dat heb ik hem ook gevraagd en dan zei je grootvader: ‘Kunst is de wind in de zeilen van de werkelijkheid.’ Ik geloof niet dat mijn vader goed begreep wat zijn vader daarmee bedoelde. Niet dat ik het begrijp, hoor, maar ik vond het wel mooi gezegd.
Mijn grootvader was misschien geen grote schilder, al heeft dit museum wel één van zijn schilderijen in de collectie. In de kelder dan, maar toch. Ik ben er niet achter gekomen of het ooit is tentoongesteld. Over drie jaar ben ik 25 jaar in dienst en dan wil ik de directeur vragen of het misschien een keer opgehangen kan worden.
Mijn zoon vroeg laatst aan mij, “Waarom ben jij suppoost, Pap?” Ja, eigenlijk vroeg hij, “Waarom ben jij alleen maar suppoost, Pap?” Dat deed een beetje pijn, al bedoelde hij het aardig. Hij vond dat ik er aardig wat van af wist. Ik had kunstgeschiedenis kunnen studeren, vond hij. Of misschien zelf kunnen gaan schilderen. “Nee,” zei ik, “ik ben vooral een kijker. En ik vertelde hem over de uitspraak van zijn overgrootvader over kunst als de wind in de zeilen van de werkelijkheid. “Én,” zei ik, “zo is ook het kunstkijkend publiek het water waarop het licht van de kunst weerspiegeld wordt.” “Wie heeft dat gezegd?” vroeg hij. “Ik!” zei ik. “Maar die twee uitspraken passen niet bij elkaar, Pap. In de een is de kunst wind en in de ander is de kunst licht. … Sorry, Pap, maar ik wil filosofie studeren en dan moet je op dat soort dingen letten.” “Wil jij filosofie studeren?” “Vind je het niet goed?” vroeg hij. “Ach,” zei ik, “de wind waait toch waar hij wil. Maar,” zei ik, “dan wil ik wel dat je over een paar jaar mij kunt vertellen wat dat betekent met die wind in de zeilen van de werkelijkheid.”
Nou, dat was het zo’n beetje.
- Login of registreer om te reageren