Er was eens een circus. En in het circus waren clowns. Onder de clowns was er één die nog klein was, een kind die nog groot moest worden. Alleen wilde de kleine clown niet groot worden. Waarom? Omdat de mensen om een kleine clown zo groots moesten lachen. Zouden de mensen nog lachen om een kleine clown die groot was geworden? Dat wist de kleine clown niet. Want die was nog klein.
Op een avond na de voorstelling, toen de mensen met hun gelach en applaus weer naar huis waren gekeerd, vatte de kleine clown moed en stapte naar de directeur. Tijd voor één vraag had de directeur. Slechts één vraag had de kleine clown: ‘Wat gebeurt er als een kleine clown groot wordt?’ ‘Geen zorg,’ antwoordde de directeur. ‘Toen ik groot werd, werd ik directeur.’ ‘Maar zullen de mensen nog lachen?’ voegde de kleine clown eraan toe? Maar voor een tweede vraag had de directeur geen tijd meer. En het was geen antwoord voor een clown die nog een kleine mens was.
En de kleine clown liep naar buiten,langs de vele circus wagens. En achter een fles zag de kleine clown een oudere vrouw zitten. Een huilend gezicht zonder tranen. ‘Vergane glorie!’ riep zij. ‘Kijk toch naar me! Vergane glorie! Als je jong bent met een mooi gezicht en een mooi lijf, en je van de trapeze kunt vliegen, dan zijn alle ogen op je gericht. Maar als je de kracht niet meer hebt om door de lucht te zweven, en als de angst je inhaalt en je het niet meer durft, dan heb je afgedaan. Dan is er niemand die naar je omkijkt. Vergane glorie.’ Het waren te wrange woorden voor een kleine clown.
Verder liep de kleine clown tot aan de rand van het kamp waar de leeuwen hun kooien hadden. En in een van de kooien lag de leeuwentemmer zelf, zijn hoofd tegen het hoofd aan van een zwaar ademend oude leeuw. En de leeuwentemmer fluisterde: ‘Hij gaat dood. Hij was één van mijn beste leeuwen. Ik heb hem zelf als jonge welp gevangen in de oerwouden van het verre Afrika. Ik heb zijn vertrouwen gewonnen. Ik heb zijn wildheid getemd en zijn oerkracht ontwikkeld. Alle leeuwen hebben kracht en persoonlijkheid. Hij had het geluk dat hij een ster werd. Zorg dat je zelf je kracht ontwikkeld. Wij gaan allen dood. Maar leven doen wij niet allemaal.’ Het waren te grootse gedachten voor een kleine clown.
En de kleine clown liep terug, voorbij de vele wagens, de nu lege tent in, tot het midden van de piste. Rondkijkend aanschouwde de kleine clown de lege tribunes. De lege trapezen en de lege kooien. De lege lucht waar niemand door zweefde. Het lege geluid waar geen muziek te horen was. Het was een te grote tent voor een kleine clown alleen. Plotseling voelde de kleine clown een arm om de schouder. Het was de geluksclown. Een hele clevere clown was die geluksclown. En de geluksclown begon zomaar te vertellen.
‘Het was vroeger een kleine circus met een kleine tent. Geen tien leeuwen maar één. Geen drie trapezen maar één. Geen orkest maar geluidsbandjes. Geen directeur maar een clown die ook nog aankondigde. Maar de acts waren goed en gedurfd. En de clowns waren grappig. En de suikerspinnen waren lekker. En de belangstelling groeide. En de voorstellingen werden talrijker. En het aantal acts nam toe. En er kwam een echte directeur. En een echt orkest. En de tent moest groter. En er kwam een tweede piste, en toen een derde. Meer leeuwen en meer trapezen. In het begin was het een soort familie. Het is geworden een hele team, een schare, een organisatie.
Maar een circus blijft een circus. En de mensen lachen om dezelfde stomme grapjes. En de mensen willen nog altijd zelf door de lucht kunnen vliegen als de artiesten op de trapezen, even vrij als een vogel.En de mensen verlangen om hun eigen angst te overwinnen, als een leeuwentemmer die zijn hoofd in het muil van een leeuw steekt. Dat is het circus, of er nu één piste is of drie. Een kleine of een grote tent. Oefenen, leren, oefenen, leren en nog eens oefenen moet je als je bij het circus wilt, maar je moet vooral jezelf leren kennen. Je eigen angst en kunnen. Je eigen verlangen en je eigen dromen. Dat is het circus. Het circus is geen performance, geen show. Het circus, dat is het leven zelf.’
De kleine clown durfde het haast niet meer te vragen. ‘Maar zullen de mensen nog om een kleine clown lachen als die groot is geworden.’ ‘Je weet nooit of ze zullen lachen,’ antwoordde de clevere geluksclown. ‘Maar ze willen wel lachen. Ze willen zo graag lachen. En als de mensen groots lachen om een kleine clown, dan zullen ze zeker een klein beetje lachen om een groot clown. En een klein beetje geluk is al een heleboel. En de kleine mensen! Die zullen altijd nog lachen om een grote clown.’
- Login of registreer om te reageren