De nerf in het hout nodigt mij.
Mijn vinger raakt de tafel
waar ik aan zit en schrijf.
Wat zoekt mijn hand in hout?
De beuk voor het raam nodigt mij.
Mijn ogen schouwen het palet
van blad dat kleurt en valt.
Wat zoekt mijn blik in herfst?
Soms zijn het de verkeerde dingen
die gegeven zijn in het bestaan:
plastic, pluizig sleutelhangertjes,
of kalasjnikovs die
de eigenaardige eigenschap bezitten
aan het bestaan van zo velen
een vroegtijdig einde te maken.
Daar is geen twijfel aan.
Waar aan wel?
Niet aan eigen twijfel
die dankzij een wijsgerige ingreep
kundig mijn eigen bestaan bewijst.
Dubio ergo sum.
Met die uitkomst ben ik meestal blij,
maar gek genoeg lag daar mijn twijfel niet.
Mijn zinnen zinderen in voldoende mate
om van mijn zijn overtuigd te raken,
zoals wanneer mijn vinger de nerf aanraakt,
het spoor volgt en ermee afbuigt
langs een weg die verder wil leiden.
Waar naar toe?
Soms zijn het de verkeerde dingen
die substantie moeten ontberen.
Ik noem maar wat: rechtvaardigheid,
en dingen die uit de mode raken:
solidariteit, goedertierenheid.
De vele lettergrepen kleuren als blad
in de herfst en vallen en vergaan,
gaan verloren voor het bestaan.
Kan het eenvoudiger?
Hoop die leven doet
is door prognoses verdreven.
Omver geblazen is het vertrouwen
dat liefde duurzaam is
en diep geworteld.
Ze delen het lot van God
en van de ziel:
niet alleen hun bestaan,
ook hun karakter is ijl geworden.
Mijn vinger keert terug langs de nerf.
Wat is begin, wat einde?
Waarom zo weinig twijfel
over wat ik kan aanraken?
En zo veel twijfel
over wat mij zo raakt?