Wat is het begin van een boom?
De kiemende kracht van het zaad
of de innige omarming van de aarde?
Wat maakt dat een boom groeit?
De voeding vanuit haar wortels
of de warme aantrekking van de zon?
Wat maakt dat een blad zich ontvouwt?
De prilheid van het groen
of de frisheid van lentelucht?
Wat maakt dat een bloesem zich opent?
De ontsnappingspoging van haar geur
of het verlangen van de bij?
Wat maakt dat de vrucht rijpt?
De volheid dat komt met groei
of de lange, lonkende zomerdagen?
Wat maakt dat het blad verkleurt?
Het zoete verdriet van naderend afscheid
of de vorstige ochtenden van de herfst?
Waaraan ontlenen knoppen hun belofte?
Aan diepe slaap de winter door
of aan geraakt zijn door winterkou?
Er is een winter koud en grijs,
gierende wind en krakend ijs,
lange, donkere winternachten,
slapende hoop, verstild verwachten.
Er is een winter van vermetelheid,
bijtende kou van ijdelheid,
watervogel zonder wak.
zwerver zonder onderdak.
Geef mij een winter van waarachtigheid,
kale velden van verlegenheid,
slapende knoppen op kale bomen
die in vrieskou kracht intomen.
Hoe zal ik tevoorschijn komen?
Dankzij de weerbarstigheid van mijn ziel
of door wie een woord van welkom spreekt?