De hand van mijn vader

De hand van mijn vader zie ik omhoog gaan om te plukken
wat boven zijn langzame borst in de lucht blijft zweven,
in zijn arm aarzeling alsof onwetend of het zal lukken,
en na iedere poging zie ik dat zijn vingers licht beven.

Veertig jaar eerder stonden wij bij zijn tante te wachten.
Zij deed hetzelfde, alsof zij pluisjes uit de lucht wilde halen.
Wat doet zij? vroeg ik, maar mijn vader was in gedachten.
Ik wist niet anders dan dat zij bezig was met dwalen.

Hallucineer ik? vraagt mijn vader zonder om te kijken.
Wat zie je? wil ik weten, maar hij volhardt in staren.
Zijn de dingen die ik zie wel zoals zij lijken?
Zo is mij ongewis hoe ik deze uren zal ervaren.

De samenhang van geest en lichaam raakt nu verloren.
Niet meer weet ik waar ik mijn schouwen op moet ijken.
Zijn zinnen speuren, volgen eigen sporen.
Zijn geest verzinkt in zoeken, zien en reiken.