Er was eens een wereld zonder wind. Nog stiller dan windstil was het omdat er nooit een wind was geweest. En in die wereld was er een dorp waar alles net zo stil stond als de lucht. De rook uit de schoorstenen steeg met moeite recht omhoog. De was aan de lijn hing strak naar beneden. Nooit een geritsel in de bomen te horen, of het was van een vogel of eekhoorn. De vogels liepen meer dan zij vlogen want zonder wind kon de lucht hen slechts met moeite omhoog houden. Geen wolk in de lucht en nooit geweest. Er heerste droogte.
Op een dag verscheen er een vreemdeling aan de rand van het dorp. Die pakte doek en penseel en begon het dorp te schilderen. De bewoners van het dorp liepen uit om te zien wat daar gebeurde.
Helemaal onderaan het schilderij konden de mensen al gauw de omtrekken van hun dorp herkennen, de huizen, de schoorstenen, de schuren, de torens, de verdorde bomen. Zij waren verbluft door de kunst van de schilder. Op het doek leek hun dorp nog mooier dan ooit. Alleen vroegen zij zich af waarom de schilder hun dorp alleen langs de onderste rand schilderde met daarboven zo veel lucht waar toch niets te zien of beleven was.
Toen begon de schilder de lucht te schilderen, maar het leek niet als de lucht boven hun dorp. Door de streken van de schilder over het doek, door de lagen verf, leek het alsof de lucht in beweging kwam. En alsof er witte pluizen door de lucht zweefden.
Iemand zei er wat van, “De huizen lijken op onze huizen, en de torens op onze torens, maar de lucht lijkt niet op de lucht boven ons dorp.” “Waarom zou ik schilderen wat iedereen vanzelf kan zien?” antwoordde de schilder. “Waarom niet wat nog geen oog heeft gezien, en wat in geen mensenhart is opgekomen.”
Toen begon het zachtjes te ruisen in de bomen. De was begon te bewegen aan de lijn. De rook uit de schoorstenen boog voorover en vertrok. De vogels stegen op en dansten in cirkels boven het dorp. Grote donkere pluizen verschenen aan de horizon. In de verte echode getrommel als hamerslagen in de lucht. De pluizen vlogen overheen en lieten druppels vallen. De schilder pakte doek en penseel in en wandelde weg.