In dichte toestand,
lockdown, in mijn moedertaal,
leerde ik deze stad kennen,
op gepaste afstand
de mensen en manieren.
Social distancing
was het parool.
Dat laatste sprak
de aannemer tegen:
niet sociaal maar fysiek
moest de afstand zijn,
gepaard met nieuwe manieren
van menselijk nabij.
Nu mij gegund wordt
om Culemborg
dichterlijk te onderzoeken,
van haven tot Zeedijk,
van Diefdijk tot Rondeel,
van centrum tot rand,
van buurt tot buitengebied,
van ondersteboven
en binnenstebuiten,
hoop ik op nieuwe manieren
van poëtische toenadering,
gerijmd en ongerijmd,
in het ritme van de stad,
met onderbreking van ons leven,
stotterend en vloeiend,
verborgen en openbaar,
beeldend en onverbloemd,
maar vooral en bovendien
dichtbij in samenspraak.
Want een stad is
rivieren en wegen,
gebouwen en muren,
handel en wandel
en, bovenal,
onderhandelen.